2001
Hans Staalslijper is wat men noemt een man uit een stuk. Of liever een jongen, een zeemanjongen met in zijn eeuwige hemdsmouwen biceps bollend als scheepskabels. ’s Nachts schuimt hij de kroegen af op jacht naar vrouwelijk vertier, tot een van zijn escapades uitmondt in een zwangerschap. Instinctief weet hij wat dat betekent: geen nieuwe tochtjes meer, maar huisje-Hester-beestje.
Hester zit in een ander parket, om niet te zeggen: onbevattelijker. Haar toekomst wordt niet naar voren gehaald maar om zeep geholpen. In haar dromen spelen kleine Hestertjes, laat staan kleine zeemanjongetjes, zelfs geen figurantenrol. Nog los van de ideële bezwaren denkt ze gewoon niet aan zichzelf als moeder. Ze beziet haar zwangerschap als een boetedoening, al gebruikt ze die woorden niet en weet ze niet waarvoor ze dan moet boeten. Misschien heeft God die bewuste nacht loerend in de berm gelegen en heimelijk afgedrukt toen ze haar Hans mee naar huis troonde, op een benevelde manier gelukkig.
Het zijn wellicht de hormonen die vooruitlopen op het ‘gaat heen en vermenigvuldigt u’, of anders een gebrek aan creativiteit, maar Hans vindt alles best waar het gaat om de naam van het beestje. Als het maar in de juiste mate het ferme, onbuigzame karakter van de Staalslijpers verzinnebeeldt.
Hester heeft minstens zoveel noten op zang, ze zegt: ‘Het kind moet een naam krijgen die van je tong glijdt als een skischansspringer.’ In Hans’ gelagkamer, die tevens dienstdoet als keuken, worden ze het eens over een van de door Hester aangedragen namen. Hesters suggestie dat ze wellicht een dochter krijgen wordt door Hans met een grote zeemanshand in de wind geslagen. Hij, Hans Staalslijper, krijgt een zoon.
Het wordt een gelijk met een uiterst bittere rand. Op hetzelfde moment dat het kind (krijsend, roze en met een mannelijk lid op Madurodam-grootte) aanspoelt in mensenland blaast Hester haar laatste adem uit. Goed, hij heeft op het winnende paard gewed, maar zijn winst is onmiddellijk verdampt door een nietsontziende inflatie. Meer nog dan zijn Hester verliest Hans de moeder van zijn kind.
Hans Staalslijper tilt met gemak een fust bier van zestig liter en kan de gehardste landrot nog uitleggen hoe kwadrant en roerkoning de koers van een schip bepalen, maar hij verkeert in panikerende onwetendheid over hoe je een Maxi-Cosi veilig insnoert op de achterbank, of, alarmerender nog, hoe zijn veelbelovende cafécarrière met een kind te combineren.
Wordt vervolgd…